Gemeentewapen, vlag en volkslied

Gemeentewapen

Het gemeentewapen, dat slechts door of met toestemming van de gemeente mag worden gebruikt, staat gegraveerd in de zilveren penning van de ambtsketen van de burgemeester.

De officiƫle beschrijving van het wapen is: 'gevierendeeld, het 1e en 4e van sabel beladen met een staande leeuw van zilver, en het 2e en 3e insgelijks van sabel beladen met een staande leeuw van keel (bepaalde kleur rood)'.

Waarom door Uitgeest in 1817 een nieuw wapen is aangevraagd, is niet duidelijk uit de archieven te achterhalen. Het wapen dat daarvoor werd gebruikt was mogelijk afkomstig van de Hollandse graven van het Henegouwse Huis.

Door anderen wordt het wapen in verband gebracht met Jan van Blois, die onder meer de bannen Wessanen, Krommenie, Krommeniedijk en Wijk aan Zee bezat, hiertoe zou wellicht ook tijdelijk Uitgeest hebben behoord.

Deze bannen vormden tezamen het Baljuwschap van Blois en dat kan verklaren dat vele gemeenten in de omgeving van Uitgeest vier leeuwen in hun wapen voeren: Beverwijk, Ilpendam, Koog aan de Zaan, Krommenie, Limmen, Uitgeest, Wormerveer en Zaandijk.

Het oude wapen is nog te zien aan de zuidportiek van de N.H. Kerk aan de Kerkbuurt in Uitgeest.

Bij raadsbesluit van 26 september 1974, heeft de gemeenteraad de gemeentevlag ingesteld.

De omschrijving luidt als volgt:
hoogte 1.50 m, lengte 2.25 m, voorzien van een drietal horizontale banen, de bovenste, ter breedte van de helft van de vlag, zwart, de middelste, ter breedte van 1/4 van de vlag, wit, de onderste rood. In de zwarte baan aan de broekingzijde (zijde van de stok) vier vierkanten, afgescheiden door witte scheidingsbanen van 0.01 m breedte, van 0.37 m lengte, waarin geplaatst in het eerste en vierde kwartier een witte, in het tweede en derde kwartier een rode staande leeuw. 

Dorpstrouw

melodie: 'Aan het Noordzeestrand', Will Tura

Waar de golfjes kabbelen langs het Buitenmeer,
zet de binnenvisser 's avonds fuiken neer,
Waar de witte zeilen over het water gaan,
en het riet blijft groeien, eeuwig af en aan,
Daar in 't groen verscholen, ligt mijn mooi Uitgeest,
stipje op de landkaart, telt voor mij het meest.

Waar de gele treinen rijden af en aan.
vol met mensen die naar huis of werk toe gaan,
Waar men al 100 jaren melksuiker maakt,
en iedereen in juli, naar de kermis raakt,
Tussen boterbloemen traag het melkvee graast,
daar ligt mijn Uitgeest, dorpje zonder haast.

Waar de hopen staan van geurig goudgeel hooi,
en de tuintjes pronken met hun bloementooi,
Waar de twee spitse torens naar de hemel gaan,
en vijf watermolens in de polder staan,
Waar 't Oude Regthuis staat op het dorpsplein,
daar ligt mijn Uitgeest, daar leef ik pas fijn.

Waar in koude winters ligt een sprei van sneeuw,
op zijn wijde wieken drijft de zilvermeeuw,
Waar op gladde ijzers heel de dorpsjeugd zwiert,
over 't Binnenmeertje, dat de polder siert,
Heerlijk daar te wonen, dorp waar ik van hou,
jou, mijn mooi Uitgeest, blijf ik altijd trouw.